Volg ons op facebook
Vijftiende zondag door het jaar C
Hoe word ik een naaste?
Goed leven
De wetgeleerde die naar Jezus kwam om Hem op de proef te stellen, stelde Jezus een vraag: ‘wat moet ik doen om eeuwig leven te verwerven?’ Jezus vroeg Hem wat er in de boeken van Mozes staat. En hij antwoordde: “'Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.' Dat moet je doen, ja, zei Jezus, en dan zal je leven. Maar de wetgeleerde wilde Jezus verder uit de tent lokken en stelde de vraag: ‘En wie is dan mijn naaste?’ En dan komt Jezus met dit verhaal: “Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen.”
Hoe verwerf ik eeuwig leven; wie is mijn naaste? Twee vragen die heel veel samenvatten en die in feite vragen naar de zingeving van ons bestaan. Vragen naar het eeuwig leven is in deze tijd niet meer zo vanzelfsprekend; vragen naar de zin van het leven des te meer. En die naaste? Wie ziet de naaste echt staan? Wie hoort echt zijn verhaal?! Onder de immigranten die hier een thuis proberen te vinden, zitten veel minderjarigen. Vaak zijn ze al jaren onderweg, door de woestijn, door de kampen in Libië, over de Middellandse Zee. Iemand die dagelijks met hen werkt zei: “Iedereen is onderweg geslagen, mishandeld, heeft honger geleden, alles verloren en heeft zijn vrienden zien verdrinken. Dat kunnen wij ons niet voorstellen en al zeker niet als je dat als puber mee moet maken. Het verdriet, gemis, de pijn, de leegte zijn onwerkelijk groot en nooit meer te helen dus het enige wat wij kunnen is warmte en liefde geven, onvoorwaardelijk.” Wie is je naaste? Zie je deze kant van het verhaal dan weet je dat het te simpel is te zeggen dat ‘de grenzen dicht moeten’ en dat ‘al die immigranten terug maar moeten naar hun eigen land’.
Beoefen de liefde tot God en je naaste. De liefde tot God kan niet zonder liefde tot de naaste. Het antwoord dat Jezus in de lezing van vandaag geeft, is een samenvoeging van twee regels uit het Oude Testament: uit Deuteronomium 6,5-6 en Leviticus 19,17-18 (Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet ter wille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren. Bemin uw naaste als uzelf. Ik ben de Heer uw God).
De parabel van de Barmhartige Samaritaan wordt door Jezus zelf verteld om te illustreren hoe de bovenstaande regels in praktijk kunnen worden gebracht. Daarbij verrast Jezus de schriftgeleerde door de vraag naar de naaste om te keren: Hij vraagt niet wie is je naaste, maar wie zich als naaste van de Samaritaan heeft laten kennen. Door te handelen wordt iemand een naaste.
Een priester en een Leviet (een priester van de stam van Lévy) gingen tee veel op in hun eigen wereld en betoonden zich geen naasten.
Het verhaal van de Barmhartige Samaritaan benadrukt dat je inzetten voor een medemens het grootste goed is voor een volgeling van Jezus. Hierna, op de 16de zondag, volgt het verhaal van het bezoek van Jezus aan Marta en Maria. In dat verhaal lijkt Lucas aan te geven dat er nog iets anders is dan deze actieve inzet: betrokkenheid op Jezus gaat voor alles.
Het verhaal van de Barmhartige Samaritaan is in bijna elke kinderbijbel opgenomen, en werd en wordt in de schilderkunst veelvuldig afgebeeld.
Samaritanen en joden waren elkaars vijanden. Lees hier meer over bij de achtergrond van de dertiende zondag door het jaar C