Volg ons op facebook
Negenentwintigste zondag door het jaar C
Geef niet op!
Gesprek met de kinderen
De weduwe uit het bijbelverhaal voelde zich niet gezien of gehoord door de rechter.
Via het gesprekje dat u met de kinderen voerde voordat u de bijbellezing voorlas, kunnen de kinderen gemerkt hebben dat zij dat gevoel ook kennen. Vraag aan de kinderen hoe het verhaal afgelopen is voor de weduwe. (de weduwe vindt uiteindelijk wel gehoor bij de rechter)
Hebben zij dat zelf ook gemerkt toen ze de aandacht van de juf of meester wilden trekken, dat ze opeens wel opgemerkt werden? Hadden ze dat wel verwacht? Waarom? (Juf let altijd goed op, meester geeft bijna iedereen een beurt bijvoorbeeld) Vertel de kinderen dat dit vertrouwen heet.
Maak de overgang naar het God ergens om vragen. We noemen dat bidden. Informeer kort of de kinderen wel eens bidden. Is dat dan voor henzelf, of bidden ze ook voor anderen?
Laat de kinderen nu aan elkaar vertellen waar ze goed in zijn: bv. in tekenen of voorlezen, of sporten. En vertel ze aansluitend dat God mensen vaak vraagt om met hun goede eigenschappen of vaardigheden anderen te helpen. Als je in het gebed God om iets vraagt voor een ander, zal Hij je vraag misschien niet zomaar vervullen, maar juist jóu vragen om met de gaven die jij hebt te ontdekken hoe je anderen kunt helpen.
Stimuleert u de kinderen voorbeelden te geven van hoe zij dat wat ze goed kunnen in kunnen zetten voor anderen. Als je mooi kunt tekenen kun je met je tekening iemand opvrolijken, bijvoorbeeld.
Aan het eind van het gesprek gaat u nog even terug naar het onderwerp bidden. Vertel de kinderen dat ze God vooral moeten blijven bidden om de goede afloop van iets. Maar dat het daarbij niet hoeft te blijven: zelf kunnen ze meewerken aan het laten uitkomen van het gebed door hun gaven (dat wat ze goed kunnen) in te zetten. Zo zorgen ze ook dat gebeden verhoord worden.
Sluit het gesprek af met een kleurplaat voor de kleintjes of een stripverhaal voor de wat oudere kinderen. U vindt deze bij de Extra's.