Binnenstebuiten

Opening

De kinderwoorddienst gaat beginnen. Hier is informatie te vinden over de aankleding van de ruimte, de beginopstelling en hoe de overgang gemaakt kan worden tussen de viering in de kerk en de samenkomst in de kinderwoorddienst. 

Dat kan een klein ritueel zijn, een symbool of een kijktafel die van te voren neergezet wordt. Het thema van de bijeenkomst zal hier al aangeduid worden.

Binnenstebuiten

Vooraf in de kerk:
Hang of plaats de jute zak of vacht op een zichtbare plek voor in de kerk.
Bijvoorbeeld aan een kledingrek of in een koffer.
Vraag de voorganger om het kledingstuk mee te geven aan de kinderen als zij naar hun eigen ruimte gaan.

Bij het verlaten van de kerk kan het versje ‘buitenkant-binnenkant’ worden gezegd (zie bij Extra’s). 
(Als daar geen ruimte voor is kan het ook gelezen worden bij aanvang van de kinderwoorddienst of om mee af te sluiten).

Vooraf in de eigen ruimte:
Zorg voorafgaand aan de kinderwoorddienst dat er op een paars kleed een adventskrans in het midden staat/ligt. Leg het hartje erbij (zie bij Extra’s om te downloaden).
Zorg voor een waslijn waar de poster behorende bij de zondag opgehangen kan worden (of plakband om te plakken op een deur of bord).

Opening
Neem met de kinderen plaats in een kring.
Leg of hang de jute zak / vacht op een centrale plaats in de ruimte of in de kring.

Steek de eerste en tweede kaars van de adventskrans aan.
De tweede Advent kunnen het eerste en het tweede couplet gezongen of voorgelezen worden van het adventsliedje ‘Gouden vlam’ (zie bij Extra’s)

Vraag aan de kinderen of hun ouders speciale kleding voor op hun werk hebben. Trekken ze extra nette kleren aan, een colbertje, een rok, hebben ze een jasje over hun kleding als ze werken, een uniform misschien? Waarom zouden ze andere kleren op hun werk aan hebben dan thuis?
Er zijn vele redenen te bedenken: kleding kan beschermend zijn, denk aan werkschoenen, helmen, kleding kan voorkomen dat je vies wordt, denk aan overals, kleding kan voorkomen dat je iets op je werk vies maakt, denk aan een haarnetje of een koksmuts, kleding maakt duidelijk welke positie je hebt, denk aan uniformen, kleding kan status geven of het bedrijf een bepaalde uitstraling geven.
Als het gesprek niet op gang komt kan je de kinderen een zetje geven met afbeeldingen van beroepskleding. Maar keer dan zo mogelijk toch terug naar de ouders. Want daar zien ze ‘het’ gebeuren.

Ga dan naar de juten mantel / vacht. In de tijd van Jezus hadden mensen ook speciale kleding aan die paste bij hun beroep. Een daarvan is de profetenmantel. Een profeet trok een speciale profetenmantel aan. 

Dit is een profetenmantel. Wat zie je aan deze profetenmantel? Zou jij hem graag aan trekken? Waarom niet? Hij is niet mooi, een beetje armoedig, hij is niet comfortabel, hij past niet echt goed, hij stinkt…
Als je deze mantel ziet, wat voor een mens denk je dat die draagt? Iemand die een beetje raar is waarschijnlijk, een buitenbeentje. Dat klopt precies. Een profeet is een buitenbeentje. Hij of zij kijkt kritisch naar wat er in de wereld gebeurt en geeft daar commentaar bij. Zegt en roept desnoods dat dingen moeten veranderen. In onze tijd kan je denken aan Greta Thurnberg.
Zij is ook geen gewoon schoolmeisje. Toch ziet zij juist heel scherp dat er dingen fout gaan in deze wereld.
In Jezus tijd was er ook zo iemand. Vandaag maken wij kennis met hem. Zijn naam is Johannes de Doper. Luister maar.

Bid het gebed en lees de navertelling.