Volg ons op facebook
Vijfde zondag door het jaar A
Zout en licht
Gesprek met de kinderen
Nadat u het verhaal gelezen hebt stelt u eerst een paar vragen aan de kinderen.
Hoe vinden ze het om met zout vergeleken te worden?
Wat vinden ze ervan dat ze met een lamp worden vergeleken?
Zien ze het als iets positiefs, iets moois, of juist niet?
(Gebruik de informatie die u vindt bij Achtergrond om er iets meer over te vertellen.)
Daarna haalt u de zaklamp onder de stapel kleding vandaan. Hadden de kinderen hem gezien? Heb je op deze manier iets aan een zaklamp?
Schijn dan met de zaklamp op de buik van elk kind.
Wanneer u de zaklamp op een kind richt vraagt u aan de groep:
Wie zie je? (De kinderen noemen de naam van het kind)
U vraagt aan het kind waarop de zaklantaarn schijnt:
'Wat kan jij heel goed?'
Nadat het kind deze vraag beantwoord heeft vraagt u:
'Hoe ga jij deze week deze kwaliteit van jou (dat is dat wat jij goed kan) inzetten?'
(Bijvoorbeeld: Een kind antwoordt: ‘ik kan goed rekenen’
u vraagt dan: ‘wie ga jij deze week helpen met rekenen?’
‘Ik kan goed voetballen’
u vraagt: ‘Wie ga jij deze week helpen om wat jij weet van voetballen aan andere kinderen te laten zien’)
Elk kind komt aan de beurt.
Vraag de kinderen tot slot hoe het voelt om met je talent, dat waar je goed in bent, in de spotlights te staan.
Ga daarna met de kinderen verder met zout proeven. (zie Extra's)