Volg ons op facebook
Twintigste zondag door het jaar A
Met andere ogen zien!
Luisteren of Oost-Indisch doof zijn
Oost-Indisch doof zijn
Wanneer Jezus en de leerlingen aangesproken worden door de vrouw uit Kanaän, lijken zij wel doof. We noemen dat 'Oost-Indisch doof zijn'.
Vraag een kind om elders in de ruimte te gaan staan. Als dat kind apart staat, geeft u hem of haar de opdracht om alle doopnamen en leeftijden van de kinderen op te schrijven op een blad papier. U zegt erbij dat er zeker om hulp gevraagd moet worden aan de andere kinderen.
De andere kinderen heeft u verteld om niet te reageren en met elkaar in gesprek te gaan.
Achteraf bespreekt u na.
Hoe was dat om niet gehoord te worden? Hoe was voor de andere kinderen om in een groepje te staan en niet te luisteren?
Eventueel wisselt u nog een keer van rol, al is de verrassing er dan af. Vraag daarna wat de kinderen gemerkt hebben als zij alleen stonden.
Luisteren of toch maar niet
Hoe je naar elkaar luistert is belangrijk. De ene manier maakt dat je je gehoord voelt, de andere manier juist niet. Maak tweetallen. In elk tweetal is de een A en de ander B. De kinderen die A zijn gaan iets vertellen. De kinderen die B zijn geeft u buiten het gehoor van A de volgende opdracht: Jullie gaan op drie manieren naar A luisteren. Op een teken wissel je van luisterhouding.
De drie manieren van luisteren zijn:
1. Luister met een negatief oordeel: Denk hierbij aan dingen als "jaja, geloof je het zelf, wat ben jij een zeurpiet, saai, wat zit je er stom bij" etc.
2. Luister met een positief oordeel: Denk hierbij aan dingen als "wat ben jij toch leuk, wat een gaaf verhaal, wat vertel je het leuk" etc.
3. Luister zonder oordeel: concentreer je op de inhoud van wat A zegt en observeer hoe hij of zij het vertelt; gebaren, mimiek, stem, etc.
A begint te vertellen. Laat B steeds na ongeveer 40 seconden wisselen (u roept “Wissel!")
Vraag na afloop aan de A’s wat ze gemerkt hebben en welk effect dat op ze had; welke manier van luisteren vonden zij het prettigst?