Volg ons op facebook
Christus, Koning van het heelal jaar A
Jezus is mijn Koning!
Gedicht: God incognito
Karel Eykman schreef dit gedicht. Het is opgenomen in zijn boek Met open ogen, 100 bijbelse gedichten, De Fontein/NVZ uitgevers, Baarn, 2007
En staat op bladzijde 153 en 154.
Het is een bewerking van de lezing uit Matteüs 25.
De ene:
Wat jij deed vond ik klasse, dat mag je best weten.
Ik wil je nog bedanken voor toen
toen jij mij zo hielp, dat zal ik nooit vergeten
dat je dat voor mij wilde doen.
De ander:
Volgens mij heb ik jou nooit eerder gezien
maar vertel verder, dan weet ik het weer misschien.
De ene:
Dat weet je toch nog wel, dat je dat broodje hebt weggegeven?
Ik zat in de problemen en had geen cent
met jouw broodje kaas was ik weer terug in het leven.
Dat je dat zomaar vergeten bent.
De ander:
Ja, ik heb wel eens een broodje weggegeven
aan kleine Jan, die had problemen en had geen cent.
Met dat broodje kaas kon hij weer verder in het leven.
Zoiets doe je gewoon als je er toch bent.
Alleen heb ik jou volgens mij nooit eerder gezien
maar vertel verder, dan weet ik het weer misschien.
De ene:
Dat weet je toch wel dat ik je jas zolang mocht dragen?
Het was berekoud en ik had niks om het lijf.
Daar stond ik zielig mijzelf te beklagen.
Ik kreeg je jas, toen ik verkleumd was, bevroren en stijf.
De ander:
Ja, die vent mocht mijn jas zolang wel dragen
dat was lange Piet, die man had niets om het lijf.
Hij durfde er zelf nauwelijks om te vragen
maar ik heb thuis truien zat, waarmee ik warm blijf.
Alleen, jou heb ik volgens mij nooit eerder gezien
maar vertel verder, dan weet ik het weer misschien.
De ene:
Dat weet je toch wel, ik zat toen muurvast in de bajes
maar jij kwam me opzoeken, ik zat daar aan de grond.
Ik moest zitten, niemand zag mij zitten, ik was gajes.
Toen kwam jij, waardoor ik weer houvast vond.
De ander:
Ja, ik wist niet wat dikke Henk had uitgevroten
toen ik hem opzocht in de lik. Het ging mij ook niet aan.
Maar als je daar maanden eenzaam zit opgesloten
word je steeds alleniger en da's niks gedaan.
Alleen, jou heb ik daar volgens mij niet gezien
maar vertel verder, dan weet ik het weer misschien.
De ene:
Goed dan, wat jij deed voor dikke Henk, kleine Jan of lange Piet
dat deed je evengoed en evenveel voor mij.
Men vindt mij wel hoger dan die drie, maar dat ben ik niet
ik ben een en dezelfde, ik ben hetzelfde als zij.
Ik wil het jou wel zeggen maar vertel het niet door
ik ben namelijk God incognito, vermomd als Jan, Piet of Henk
mensen zoals jij, zijn mensen bij wie ik graag hoor.
Jij bent een vrome rechtvaardige, een Godsgeschenk.
De ander:
Was jij dat verdomd, als Jan, Piet en Henk vermomd? Wat krijgen we nou?
Is God dan de aap, die komt uit de mouw?