Volg ons op facebook
Twaalfde zondag door het jaar C
Wie ben Ik?
Wie zeggen de mensen dat Ik ben?
Jezus heeft zich door zijn wonderdaden berucht en beroemd gemaakt. Iedereen spreekt over Hem en vraagt zich af wie Hij toch is? Jezus weet dat Hij zijn leerlingen zal moeten vertellen van zijn naderende einde. Hij trekt zich daarvoor eerst terug in gebed, zoals Hij gewoon is te doen. Maar Hij wil hen ook de vraag stellen of zij eigenlijk wel weten wie Hij is?
Wanneer Petrus als antwoord geeft dat Jezus de Messias is, wordt hem het zwijgen opgelegd. Zo'n titel, zo'n woord zal verkeerde verwachtingen wekken. Het is ook niet waar het op dit moment om gaat. Jezus zal in zijn daden tonen wie Hij is. Hij zal het lijden niet uit de weg gaan. Het gaat om wat Hij laat zien.
Jezus spreekt in het Evangelie over zichzelf als de Mensenzoon. Wellicht doet Hij dat om het woord Messias te vermijden. Het woord Mensenzoon laat ook zien dat het hier gaat over Jezus in zijn sterfelijke bestaan; als mens zal Hij veel moeten lijden.
Ook van zijn volgelingen verwacht Hij dat. Het gaat Jezus niet om de titel die mensen Hem nu toebedelen, het gaat om wat zijn volgelingen straks zullen laten zijn. Of zij de last willen dragen die bij het volgeling van Jezus zijn hoort. Of zij moed houden in moeilijke situaties, of zij op Jezus en God blijven vertrouwen. Jezus verwijst hierna met de opmerking dat zij hun kruis zullen moeten dragen.
Zijn kruis opnemen was geen gangbare uitdrukking in het jodendom. Het zou kunnen dat de uitdrukking pas ontstaan is na Jezus' dood. Voor de evangelisten is 'het kruis dragen' een symbolische spreekwijze geworden, die de bereidheid tot het martelaarschap, tot het verdragen van spot en verachting aangeeft. Het is niet zo dat het lijden verheerlijkt wordt. Het opnemen van het kruis is als het dragen van een juk, het kan lichter worden door gericht te blijven op Jezus en zijn boodschap.