Volg ons op facebook
Doop van de Heer jaar A
Jezus wordt gedoopt
Johannes de Doper
Johannes de Doper
Johannes is een veel voorkomende naam in het Nieuwe Testament. De naam betekent ‘God is genadig’. Naast Johannes de Doper, een neef van Jezus volgens het Evangelie van Lucas, is daar ook de geliefde leerling van Jezus, die Johannes heet, is er een Evangelie volgens Johannes, zijn er brieven geschreven door Johannes, wordt het boek Openbaring aan Johannes toegeschreven en is er een Johannes de zoon van Zebedeüs. Soms zal het over dezelfde Johannes gaan, dat is niet altijd duidelijk. Maar Johannes de Doper is zeker een andere persoon dan Johannes de geliefde leerling van Jezus. Voor de duidelijkheid is het daarom gewenst om consequent te spreken over Johannes de Doper.
Johannes de Doper was een profetisch figuur. Hij leefde in de woestijn en was gekleed in een kamelenharen mantel. Hij preekte aan de rand van de woestijn bij de rivier de Jordaan en riep de mensen op zich te bekeren met een verwijzing naar het komende oordeel. In het Nieuwe Testament is hij een belangrijke stem.
Johannes komt uiteindelijk om het leven doordat hij de leefwijze van koning Herodes bekritiseert. De koning houdt het namelijk met de vrouw van zijn broer. Herodes gooit Johannes in de gevangenis als hij hier iets van zegt. Op een uit de hand gelopen feestje laat de koning Johannes onthoofden. Dit alles staat uitgebreid beschreven in de Evangeliën, een teken dat men Johannes een belangrijk man vond.
Johannes riep bij de Jordaan mensen op zich te bekeren en zich als teken daarvan te laten dopen. Ook Jezus ontvangt dit doopsel van bekering. Direct daarna begeeft Jezus zich naar de woestijn.
De doop van Jezus staat beschreven in het Evangelie van Matteüs, Marcus en Lucas. Het Evangelie volgens Johannes verwijst wel naar deze doop, (dit staat volgende week op het leesrooster in jaar A) maar geeft geen beschrijving van de gebeurtenis zelf.
De doop van Jezus
Johannes doopte mensen als teken van bekering. In die zin is zijn doop een heel andere doop dan de doop die wij praktiseren als we iemand opnemen in de kerk. Bij Johannes is het een reinigingsritueel. Dat roept de vraag op of Jezus die doop dan wel nodig had. Waarvan moest Jezus zich bekeren? Die vraag leefde kennelijk ook in de kringen waarin het Evangelie van Matteüs ontstond. Matteüs is namelijk de enige evangelist die het gesprek vooraf gaande aan de doop van Jezus tussen Jezus en Johannes weergeeft. Hij lijkt de schrikken van het feit dat Jezus bij hem komt om zich te laten dopen en noemt dat de omgekeerde wereld. “Jij zou mij moeten dopen”, aldus Johannes. Het antwoord van Jezus is wat cryptisch:” Laat het nu zijn; want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.“ Je kunt je afvragen waar dat is vastgesteld? Vermoedelijk doelt Matteüs op Schriftteksten, want die spelen in zijn Evangelie een doorslaggevende rol.
De stem uit de hemel, de stem van God, spreekt zijn liefde voor Jezus uit in een citaat uit de profeet Jesaja (42,1). We lezen daarom deze zondag niet voor niets ook die tekst uit Jesaja, die ongetwijfeld voor de eerste toehoorders van Matteüs als vanzelf meeklonk als zij dit citaat hoorden.
Tenslotte, Matteüs is ook de enige evangelist die vermeldt dat Jezus onmiddellijk opstond, oprees uit het water na de doop. Dit ogenschijnlijk nutteloze detail, immers wie staat er nu niet op, nadat hij is ondergedompeld in het water, is vermoedelijk een verwijzing naar de opstanding. Elders in het Nieuwe Testament wordt de titel Zoon van God pas aan Jezus gegeven na zijn opstanding. Opstanding en titel horen bij elkaar.